Dé jachthaven van Amsterdam
Durgerdammerdijk 116A. Havenmeester 06 5162 8873
Betreft: Een van de feestvlaggen bevind zich in onbekende vuurtoren
Logboekpassage, 12 juni 1886
Locatie: Eiland ….< niet leesbaar> getijde haven
Weer: Helder, met een stevige bries uit het noordwesten
De dag van heden bracht ons, leden der Zeilvereniging Het Y, een welhaast euforische opwinding, terwijl wij ons verzamelden om een zeilwedstrijd te bevaren, welke ons voeren zou van het levendige Amsterdam naar een eenzaam eiland, alwaar een schilderachtige vuurtoren fier zijn plaats innam. Reeds sinds de oprichting onzer vereniging beschouwen wij vuurtorens als wezenlijke bakens der zeevaart, en menig lid heeft zich verlustigd in het raden van hunne herkomst aan de hand van schetsen, die ons vertoond werden. Door dit spelevaren openbaren zich immer wederom de ware zeemannen in ons midden. Het eiland, befaamd om zijn majestueuze vuurtoren met niet minder dan 118 treden, vormde het eindpunt onzer tocht, en bood ons bij aankomst een vergezicht over het onstuimige zilt.
Reeds in de vroege uren des morgens zette de wedstrijd aan, de wind ons gunstig gezind, onze zeilen zwellend en onze kundigheden tot het uiterste prikkelend. Mijn trouwe schip, de Wilhelmina, streed dapper tegen de Zilvermeeuw en de Noorderlicht, waarbij laatstgenoemde onder het bekwame roer van Kapitein Klingenspoor voer. Het was een strijd van grootse allure, waarbij de voorhoede menigmaal wisselde, terwijl het getijde en de driftige stroming ons koers bepaalden, naarmate wij ons noordwaarts begaven.
Toen wij eindelijk het eiland naderden, was het de Noorderlicht die als eerste de eindmeet bereikte, met de Wilhelmina slechts luttele scheepslengten daarachter. Bij het bescheiden haventje legden wij aan, en maakten ons gereed om het eiland te betreden en de hoog verheven vuurtoren te beklimmen.
Tijdens onze klim, die menigeen de adem benam en de benen deed beven, vertrouwde Klingenspoor ons toe dat hij zijn feestvlag in bewaring had gegeven bij de wachter der toren. “Een veiliger schuilplaats kon ik mij niet indenken,” sprak hij met een guitige lach, “ver van het rumoer der stad, hier bewaakt door het licht dat waakt over zee en schip.”
Boven op de toren, waar de horizon zich in al haar grootsheid aan ons openbaarde en de verre zeilen gelijk witte vogels leken, vertelde Klingenspoor hoe hij de wachter had weten te bewegen tot het bewaren der vlag. “Ik deed hem het relaas van onze edele vereniging en onzen onvermoeibaren ijver om het zeilen te verheffen tot kunst,” sprak hij met trots. “De man was zo diep geroerd door onze gemeenschapszin, dat hij gaarne zijn hulp aanbood.”
De wachter, een doorleefd zeeman wiens gelaat door weer en wind getekend was, bevestigde Klingenspoors woorden en sprak: “De vlag is hier veilig, schippers. Zij zal blijven rusten onder het wakend oog der vuurtoren, totdat gij haar weder nodig zult hebben.”
Toen wij de trappen weder afdaalden, overviel mij een diep gevoel van verbondenheid met mijn kameraden. De vlag, veilig in deze toren, stond niet slechts symbool voor onze hoop en aspiraties, maar ook voor het vertrouwen en de trouw die wij elkander toedragen.
Getekend met trots en eerbied,
Heer Jaski, Schipper der Wilhelmina en Voorzitter van Zeilvereniging Het Y